maandag 15 juli 2013

Stoppen met pleasen (verschenen in de Vonk-bijlage van de Volkskrant, 4 mei 2013)


Toen ik de naaktfoto’s van Amina Tyler voor het eerst zag, schoot ik in de lach. De 19-jarige Tunesische veroorzaakte een rel in haar land met haar protest tegen vrouwenonderdrukking, maar ik kon mijn lach niet bedwingen. Uit ongeloof en bewondering.

Zoals ze op de foto met smoezelig aangebrachte make-up, slordig getekende Arabische woorden op haar naakte bovenlijf en een sigaret tussen de vingers achteloos een boek aan het lezen is: zo’n gedurfd protest had ik niet eerder gezien in de Arabische wereld. Op een andere foto kijkt ze recht in de camera, met uitgestoken middelvinger. Ze schreef het nog eens letterlijk op haar lichaam: ‘fuck your morals.’
Inderdaad, fuck your morals.

Dichter bij huis is het niet anders. In mijn – voornamelijk Marokkaanse - omgeving is loskomen van de heersende moraal altijd al een guerrillastrijd geweest. Hit and run. De bom laten barsten, verdwijnen in de mist, een leegte achterlaten in het gezin, en pas terugkomen wanneer de verhoudingen weer recht getrokken zijn.

Iedere Marokkaan kent wel een meisje in de familie dat (ooit) is weggelopen. Wat begint met onschuldig puberaal afzetten - het meisje permitteert zich meer vrijheden, haar kleding wordt uitdagender en ze komt later thuis – eindigt in een grimmige sfeer waarin twee partijen, ouders en dochter, lijnrecht tegenover elkaar staan. Voor de ouders is de dochter het subversieve element binnen het gezin geworden dat de orde dreigt te ontwrichten. Voor de dochter zijn haar ouders kille gevangenbewaarders geworden die haar, soms met geweld, klein proberen te houden. Elk verzet van haar kant wordt steeds harder de kop ingedrukt. Uiteindelijk is het capituleren of de genadeslag toebrengen: weglopen van huis. De ultieme verzets- en wanhoopsdaad. De meeste meisjes worden thuis, als ze lang genoeg wegblijven, meer gemist dan misprezen. Ze kunnen weer veilig naar huis met aanzienlijk meer bewegingsvrijheid als winst. In enkele gevallen loopt het slechter af voor het meisje: ze is nooit meer welkom thuis.

Het gaat er lang niet altijd zo heftig aan toe. Er is ook ruimte voor baldadige provocatie. Toen ik op een avond zin had om even de deur uit te gaan, vroeg mijn moeder - als hoeder van mijn seksualiteit - waar ik heen dacht te gaan. ‘Naar de tippelzone, geld verdienen,’ antwoordde ik geїrriteerd. Voor een deugdzame Marokkaanse vrouw als mijn moeder was mijn antwoord zo ongehoord, dat ze het proestend weglachte. Immers, alleen een gek kan zo schaamteloos op haar ouder reageren. Maar ik deed er mijn voordeel mee. Terwijl mijn moeder nog aan het bijkomen was van het lachen, liep ik de deur uit.

Maar waarom voelt het nooit echt als een overwinning? Omdat onze keuzes niet geaccepteerd, maar gedoogd worden. Elke kleine stap richting zelfbeschikking en gelijkwaardigheid is een laagje eelt op de ziel van onze ouders. De meeste jonge Marokkaanse vrouwen stuiten al lang niet meer op woede, maar op afkeuring, verhuld in zwijgen en depressieve blikken. Probeer maar eens ongevoelig zijn voor een teleurgestelde moeder. Dat onze getekende migrantenouders al veel ellende hebben meegemaakt, maakt het er niet makkelijker op om vol op het gas te trappen en onze vrijheden op te eisen.

Dus wat doe je? Je went aan de situatie en geeft steeds meer terrein op. Je verzint onredelijke argumenten om je fijne liefdesrelatie met een Surinaamse jongen te beëindigen. Of je zet je plannen om op jezelf te wonen nog even in de ijskast. De jaren verstrijken, je jeugdige ongebreideldheid neemt af, en je besluit dan maar dat emancipatie best een generatie kan wachten. Je belooft jezelf dat jij het later anders gaat doen wanneer je zelf dochters krijgt, dat wel. Maar als je eenmaal moeder wordt, besef je hoe veel je zelf hebt moeten inleveren om je ouders te behagen. De onvrede komt terug, ongeduldiger dan ooit.

Ik richtte mijn onvrede zelden op mijn ouders, maar des te vaker op jonge vrouwen met hoofddoek. Ik viel ze niet publiekelijk aan, maar ik kon ze gewoon niet uitstaan. Een vrouw die openlijk haar hoofdoek verdedigde was voor mij een suffe, ongeloofwaardige zwakkeling die de emancipatiestrijd van vrouwen ondermijnt. Een infantiele gedachte. En ironisch. Ik deed wat ik anderen zo kwalijk nam: vrouwen verdelen in kampen van goed en kwaad. Ik heb lang met deze blinde vlek gelopen.

Ik heb moeten erkennen dat de ene hoofddoek niet de andere is. De gedachten en handelingen van een hoofddoekdraagster komen niet altijd overeen met de islamitische betekenis van de hoofddoek. Maar is dat een teken van verkniptheid en onderdrukking of maakt deze discrepantie haar juist alleen maar interessant als persoon? Ik weet het niet. Mijn ongetrouwde nicht draagt haar hoofddoek uit religieuze overtuiging, maar schroomt niet om mij, in het bijzijn van onze conservatieve moeders, een recept voor smoothies met rode pepers te geven: als tip om extra pit aan de sekslust te geven.

Vrouwenemancipatie schuurt. Niet alleen tussen dochters en ouders, maar ook de band tussen Marokkaanse meisjes en hun broers kan onder druk komen te staan. Een vriendin van me had een hechte band met haar broer, tot ze een Nederlandse vriend kreeg. In het begin was er niet veel aan de hand, haar broer wist ervan. Maar toen haar ouders erachter kwamen, en zij een stortbui van afkeurende woorden en wanhopige tranen over zich heen kreeg, liet hij het afweten. Niet omdat hij vrouwenonderdrukking toejuicht, maar omdat hij niet wist wat hij met de situatie aanmoest. Opkomen voor zijn dierbare zusje, of toch zijn kwetsbare ouders beschermen tegen nog meer verdriet? Een lastige keuze. Zo lastig, dat die keuze in wankelmoed verdwijnt. En zo blijven we onze ouders pleasen en hopen dat de tijd hen milder en ontvankelijker zal maken voor progressie.

Maar ik geloof niet meer dat emancipatie slechts tijd nodig heeft. Ik begrijp de mensen die kiezen voor de weg van de minste weerstand, maar ik heb lang genoeg beteugeld tussen de beteugelden geleefd om te weten dat die weg langer duurt dan je denkt en het resultaat minder bevredigend is dan gehoopt. Een jonge vrouw als Amina Tyler, die bereid is met een gewaagde actie offers te leveren voor haar – en mijn - seksuele vrijheid, ben ik dankbaar en steun ik naar vermogen. Amina heeft een hoge prijs betaald toen ze besloot haar naaktfoto’s op internet te plaatsen. In een televisie-interview vertelde ze vanaf haar onderduikadres dat ze is gekidnapt, geїntimideerd en geslagen door familieleden. En er staat haar een erger lot te wachten als het aan woedende Tunesische islamisten ligt.

Wat Amina heeft gedaan is vergelijkbaar met de actie van de Amerikaanse Rosa Parks, die in 1955 weigerde haar plaats aan een blanke af te staan. Het zijn op het eerste gezicht onbeduidende solo-acties, maar de kracht die er vanuit gaat kan mensen, gemeenschappen en uiteindelijk de wereld tot verandering bewegen. Dat is emancipatie. De Westerse wereld heeft het gezien bij Rosa Parks, de Arabische wereld ziet het nu bij Amina Tyler, en ook in mijn omgeving zie ik het gebeuren. Ik zie het bij de jonge Marokkaanse vrouw die haar relatie met een Surinaamse man doorzet, omdat haar rotsvaste geloof in zelfbeschikking en de liefde sterker is dan de angst te verliezen. Maar ik zie het ook bij de zelfbewuste Marokkaanse jongen die zich niet meer laat aanpraten dat zijn homoseksualiteit vies is, en de de ex-moslim die overtuigd voor zijn afvalligheid uitkomt.


maandag 25 februari 2013

Habibi Ana (verschenen in de Vonk-bijlage van de Volkskrant, 23 februari 2013)

Amsterdams-Arabisch homocafé Habibi Ana moet dicht. De caféregels zijn driemaal overtreden en dat betekent sluiten. Oordeel: onhandige eigenaar, kleingeestige stad. Want een Arabisch homocafé is zoveel meer dan alleen een horecagelegenheid. Arabische en/of Islamitische LHBT’s komen er thuis, Net zoals ik, vóór mijn dagen als brave Marokkaanse huismoeder, vroeger thuiskwam in de Arabische homoscene. Door het nieuws dat Habibi Ana de deuren moet sluiten, dacht ik daar voor het eerst sinds lange tijd weer aan terug
Habibi Ana bestond toen nog niet, de bezoekers al wel. Die kwamen op de wekelijkse Arabische avonden in het COC in de Rozenstraat. Mijn Marokkaanse vriendin en huisgenote, even rebels en hetero als ik, introduceerde mij. Ik was toen een achttienjarig Marokkaans meisje alleen in Amsterdam, ver van de stad waar ik opgroeide. Ik woonde zonder instemming van mijn ouders op kamers, studeerde zo’n beetje, maar was vooral bezig mezelf opnieuw te ontdekken. Aan familie- en gemeenschapsdruk had ik een broertje dood, maar het familie- en gemeenschapsgevoel miste ik wel. Wat ontbrak was de houvast van het vanzelfsprekend bij een groep horen, rekenen op de liefde van je familie en natuurlijk het Marokkaanse sociale gebeuren. Dat thuisgevoel vond ik onverwacht terug op de Arabische avonden.
Zonder de gevreesde en verfoeide sociale controle, want vrijwel anoniem in een stad als Amsterdam, kon ik gaan, staan en doen wat ik wilde. Zo kwam het dat ik op een zondagavond, samen met mijn vriendin, het COC binnenliep. Zij werkte daar al een tijd als vrijwilliger voor Strange Fruit, een werkgroep van allochtone homoseksuelen. Ik wilde best mee, nieuwsgierig geworden door haar verhalen, maar bleek niet voorbereid op deze onvervalste Alice in Wonderland ervaring. Ik had nooit eerder een Marokkaanse homo, lesbo of queer ontmoet, die zijn of haar seksuele geaardheid zo openlijk uitdroeg. Ik heb me die avond alleen maar lopen verbazen: buikdansacts, travestieshows, hysterische relnichten en bozige butches. Hier leek het elke zondag Gaypride, de seksuele identiteit werd tot in het extreme uitgespeeld. Alle clichés kwamen, sterk uitvergroot, langs.
Logisch, hier kon het eindelijk. En ja, de uitbundigheid en het vrolijke drama waren ook heel Arabisch. Typisch voor deze avonden waren ook de zelfverklaarde hetero’s die volhielden alleen voor de muziek te komen. Voor deze meestal jonge mannen waren deze avonden onmisbaar, vermoed ik. Mentaal gezond uit de worsteling met je seksuele identiteit komen, kan alleen in een omgeving waarin je veilig bent, je kan spiegelen en kan rekenen op acceptatie van de uitkomst. Ze konden daar zien dat iedereen uiteindelijk voor zichzelf bepaalde of en hoe ver zij uit de kast kwamen. Waar in de Nederlandse homoscene niet uit de kast komen bijna geldt als verraad, trof je hier allerlei gradaties aan. Een wat oudere Marokkaan uit het Rifgebergte, ging elk jaar met zijn vriend op vakantie bij zijn moeder op het Marokkaanse platteland. Hij was een veelgevraagd kapper en visagist op bruiloften in zijn dorp en omgeving, maar van een coming out was nooit sprake geweest.
Ik was verwonderd over het bestaan van deze geheime wereld. Je culturele identiteit en seksuele identiteit stonden voor één avond per week niet haaks op elkaar. Ik had nooit stilgestaan bij het lot van Arabische homoseksuelen, als achttienjarige had ik het ook te druk met mezelf. Progressief was ik wel en ik herkende het moeizame emancipatieproces: wie je bent en hoe je denkt valt mijlenver buiten het culturele verwachtingspatroon en stug vasthouden aan je ideeën kon je duur komen te staan. Verstoting was de ultieme sanctie, maar onderdrukking en afwijzing konden je ook knap ongelukkig maken. Binnen de Marokkaanse, Turkse en Islamitische culturele context waren we gewend geraakt aan schikken of strijden. Of vluchten, maar dan was je echt ver van huis.
Een dubbelleven leiden dan maar. Dat zag je het meest. Veel bezoekers van de Arabische avond in Amsterdam kwamen uit andere steden. In hun woonplaats stapten ze op de trein als ‘normale’ jongens en meisjes. Met een andere naam, andere kleding en een andere identiteit arriveerden ze op Amsterdam Centraal. Je was vrij en veilig.
Het gevoel van veiligheid maakte grote indruk op me. In reguliere uitgaansgelegenheden was ik als vrouw op mijn hoede, een land- of geloofsgenoot kon zich zomaar ontpoppen tot mijn hoeder of rechter, meestal het laatste. Voor Arabische homo’s was dezelfde voorzichtigheid geboden, leerde ik. In het gewone uitgaansleven vermaanden ze elkaar ‘normaal’ te doen, uit schaamte en door angst. Op een avond nam ik een paar vrienden en vriendinnen mee van de Marokkaanse studentenvereniging waar ik lid van was. Hoewel dat uiteindelijk een vrolijke ontmoeting werd, ontstond eerst grote paniek bij de vaste COC-bezoekers. Ik had beter moeten weten, inmiddels waren deze mensen familie geworden, ik wist dus ook hoezeer zij de verschillende werelden waarin ze leefden gescheiden moesten houden.
Deze gespletenheid zag ik eens in optima forma op de verloving en bruiloft van een van de jongens, met een vrouw. Het homohuwelijk bestond eind jaren negentig nog niet. Alle genodigden uit de scene, inclusief ik, gedroegen zich ‘normaal’ op het feest, maar zij waren alles behalve zichzelf.
Onvoorwaardelijkheid en er mogen zijn met je hele identiteit, zonder veroordeeld of uitgesloten te worden, hoorde ook bij de Arabische avond. De afwijzing of ontkenning van een deel van jezelf leidt vaak tot ernstig psychisch lijden. Hoe fijn is het dan als er een plek is waar je door je eigen mensen wel geaccepteerd wordt. Dat belang is niet afgenomen. Ik hoorde pas nog van mijn zusje over een bevriende jonge Marokkaanse lesbische vrouw, die na haar coming out niet meer welkom was bij haar familie. Ze heeft tig westerse vrienden en weet zich door hen gewaardeerd en geaccepteerd, maar niet begrepen. Het gemis van je basis, de mensen met wie je een geschiedenis deelt, is pijnlijk. Ik heb me natuurlijk aangeboden als surrogaatmoeder, ik wil muntthee voor haar maken en haar verwelkomen in mijn uitbundige en ordeloze gezin.
Een plek als Habibi Ana kan ook een alternatieve familie zijn voor jongeren zoals zij.
Voor degenen die niet thuis hoefden te komen met hun homoseksuele identiteit en voor degenen die helemaal geen thuis meer hadden, kwam de Arabische avond het dichtst bij gekend worden. De grootste gemene delers waren naast de seksuele geaardheid: de Arabische muziek en de galgenhumor. Dubbel lagen ze om de speculaties over hoe het ze zou vergaan in de hel, want daar zou het geheid op uitdraaien na dit leven. Het hellevuur alleen zou niet afdoende zijn, ze zouden veroordeeld worden tot het blauwe, heetste vuur. Ook de verhalen over moeders en vaders die best doorhadden hoe het zat, maar dat weigerden te benoemen - zelfs als hun zoon met een leren broek onder zijn djellaba de gebeden verrichtte - leidden tot hilariteit. Zware thema’s werden lichter door de ontlading van het lachen.
Het psychische lijden van Arabische LHBT’s, veroorzaakt door de ontkenning, afwijzing, vernedering en verstoting door de eigen familie en gemeenschap, is vaak en uitgebreid beschreven. Deze brave Marokkaanse heterovrouw twijfelde dan ook wel even of ze zin had in deze pro-gay coming out. Wat zou mijn verhaal toevoegen? Mijn huidige burgerlijke leven met man, kinderen, familie en vrienden staat in schril contrast tot mijn jonge opstandige jaren.
Mijn emancipatiedrang manifesteert zich alleen nog in de opvoeding van mijn dochters en het opkomen voor het recht op goede zorg en onderwijs voor mijn autistische zoon. Ik ben van een generatie Marokkaanse vrouwen, die hard vocht voor zelfbeschikking en gelijkwaardigheid. Ik zou kunnen beweren dat ik nu milder ben en geloof in nuance en compromissen, maar dan zou ik liegen. Soms kan het alleen hard. Dus, als insider pur sang van een gemeenschap die homoseksualiteit praktisch doodzwijgt, moet ik kleur bekennen. Stemmen op Ahmed Marcouch, PvdA’er en Marokkaanse Nederlander die opkomt voor homorechten, is geen vrijwaring van uitgesproken adhesie. Zelfdoding, prostitutie, verslaving en psychiatrische problematiek onder Arabische en Turkse homo’s vertellen hoe treurig het is gesteld met de acceptatie van homoseksualiteit binnen de eigen gemeenschap. Zolang dit de realiteit is, zijn gelegenheden als Habibi Ana onmisbaar als vervangend en warm Arabisch thuis.
Ik weet niet of de gemeente Habibi Ana terecht heeft gesloten. De eigenaar schijnt herhaaldelijk de horecaregels te hebben overtreden en het gerucht gaat dat er meer niet in orde was. Toch hoop ik dat het weer open gaat of dat er weer zo’n plek komt. Als dat gebeurt, regel ik een oppas en ga ik er nog één keer uit.
Laila Ezzeroili